“Gezinnen zijn de kanariepieten van de stad,” zo tekende Het Parool in 2017 op uit de mond van geograaf Willem Boterman (UvA). Aan hun gedrag valt af te lezen hoe het met de stad gaat. Als gezinnen blijven, zegt dat iets positiefs over de leefbaarheid, de verkeersveiligheid en de kwaliteit van scholen. Gezinnen zorgen voor sterke sociale structuren in de buurt. Zij brengen veel tijd door in de directe woonomgeving, kinderen spelen op straat, ouders spreken af in de buurt en zorgen voor levendigheid en sociale veiligheid. Op de kinderdagopvang, bij de speeltuin en later bij de basisschool wordt het fundament gelegd voor een sociaal sterke wijk. Een gezinsvriendelijke stad draagt daarmee bij aan de vitaliteit en leefbaarheid van de stad.
Neerwaartse spiraal
Omgekeerd gaat de kanariepietenstelling echter ook op: als gezinnen vertrekken, is er iets negatiefs aan de hand. Het vertrek van gezinnen naar een rustigere, suburbane woonomgeving in de regio is van alle tijden, maar het afgelopen decennium steeg het vertrekpercentage verontrustend. Het soms noodgedwongen vertrek uit de stad wordt ingegeven door het ontbreken van betaalbare doorstroommogelijkheden voor gezinnen, de wens tot (semi-)private buitenruimte en de behoefte aan een veilige woonomgeving. Doorgroeien naar een ruimere stadswoning zit er voor het middenklasse gezin vaak niet meer in. Zo is sprake van een opmerkelijke paradox: gezinnen met voldoende financiële middelen kunnen in de stad blijven wonen én gezinnen die het juist niet kunnen veroorloven om te vertrekken blijven in de stad, maar dan in buurten met een groot aandeel sociale woningbouw.
Het zijn de kinderen en hun ouders die met andere ogen naar de openbare ruimte kijken
De balans is al enige tijd negatief: meer gezinnen vertrekken dan erbij komen. Het leidt tot een afnemend draagvlak voor de voorzieningen die gericht zijn op gezinnen, waardoor de gezinsvriendelijkheid weer verder afneemt. De enorme woningbehoefte en de wens tot binnenstedelijke verdichting leiden tot gebiedsontwikkelingen met veel compacte appartementen voor kleine huishoudens. Gezinnen hebben hier niets te zoeken. Ook de doorstroming vanuit bestaande gezinswoningen is beperkt dus dat biedt evenmin soelaas. Gezinnen verlaten de stad, sociale buurtstructuren worden verbroken, speeltuinen komen in de verdrukking, scholen en opvang sluiten de deuren en de aantrekkelijkheid van de stad voor het gezin neemt steeds verder af. Kortom: een ongewenste, neerwaartse spiraal.
Extra aandacht
Het behouden en verwelkomen van gezinnen in de stad is om meerdere redenen van toegevoegde waarde voor de stad als geheel. Gezinnen spelen een belangrijke rol in de sociale cohesie en sociale controle in de buurt. De kinderen vormen vaak het bindmiddel voor contact tussen ouders. Daarnaast is het kind in de publieke ruimte belangrijk. Het zijn de kinderen en hun ouders die met andere ogen naar de openbare ruimte kijken: is er plek om te spelen? Kunnen de kinderen via een veilige (verkeersluwe) route naar school komen? Is de woonomgeving een gezonde omgeving om in op te groeien? Het gezin in de stad zorgt voor extra aandacht voor kwaliteit van de leefomgeving, die iedere bewoner ten goede komt.
Ten tweede profiteren ook de ouders van het wonen in de stad. Werk is in toenemende mate in de stedelijke regio’s geconcentreerd. Door dicht bij het werk te wonen, verandert het dagelijkse tijd-ruimtepatroon van ouders. De ouders besparen kostbare tijd die ze anders kunnen benutten, bijvoorbeeld door meer tijd met hun kinderen door te brengen. Dat geldt zeker voor huishoudens met twee banen in de stad. Bovendien zijn voorzieningen in de stad nabij, zowel voor de ouders als de kinderen: de kinderopvang, de sportclub, speeltuin met café, cultuur en horeca.
Tijd en ruimte
Een andere pré is de balans in taakverdeling die een stedelijke context ouders biedt: waar ouders die buiten de stad wonen nogal eens voor de keuze staan wie van de twee op afstand fulltime gaat werken, beslissen ouders in de stad vaker om beiden (bijna) fulltime te werken. De nabijheid van het werken en de aanwezige voorzieningen maakt dit mogelijk. De – vooral hoogopgeleide – stedelingen die in de stad kinderen krijgen, willen er vaak blijven wonen. Vaders en moeders willen geen ‘huisvrouwensyndroom’ oplopen in een monofunctionele Vinex-wijk. Niet elk gezin hecht hier veel waarde aan, maar het efficiëntere tijd-ruimtepatroon van het gezin in de stad faciliteert zo de gelijkheid in werk- en zorgtaken. Buurten met veel gezinnen zorgen voor gelijkgestemden en krachtige sociale netwerken in de buurt. Het levert waardevolle relaties van bewoners die elkaar helpen. Dat is hard nodig voor gezinnen en eigenlijk voor alle stadsbewoners: “It takes a village to raise a child.”
Laat de straat als speelplek terugkomen in de stad
Ten derde: de stad is ook goed voor de ontwikkeling van het kind zélf. Het spelen op straat of op de buitenschoolse opvang is wezenlijk anders dan spelen in de achtertuin. In de stad komt een kind potentieel meer in contact met kinderen en mensen met andere achtergronden: op de voorschool en buitenschoolse opvang, op school en op straat. Dat is goed voor de sociaal-emotionele én cognitieve ontwikkeling van een kind. Behoud van een sociale mix is hierbij een belangrijk aandachtspunt. En dan in het bijzonder het gezin uit de middenklasse. Waar het welgestelde gezin de middelen heeft om comfortabel in de stad te leven en het gezin met minder mogelijkheden honkvast zit in de sociale huurwoning in de stad, verlaat het middenklasse-gezin de stad. Dat zorgt voor segregatie langs meerdere lijnen, waaronder leeftijd, etniciteit en opleidingsniveau.
Divers pluimage
Deze ontwikkeling betekent ook dat de samenstelling van de groep kinderen die in de stad achterblijft, polariseert. Kinderen met verschillende sociaaleconomische en sociaal-culturele achtergronden komen elkaar minder tegen op straat en op school: niet de beste start! Daarnaast komen kinderen in de stad steeds vaker samen in door ouders uitgekozen en betaalde voorzieningen zoals sportverenigingen, betaalde speelplekken of studiehulpplekken. Het is daarom noodzaak om de straat als speelplek met kinderen van divers pluimage en zonder direct toezicht van ouders terug te laten komen in de stad.
Nederland kent geen lange wooncultuur van gezinnen in de stad en deze is de afgelopen eeuw steeds verder gesurburbaniseerd. Tot aan het interbellum lag de focus op betere stedelijke sociale huisvesting in de stadswijken. Stap voor stap is de overheersende woonwens van gezinnen getransformeerd tot het gangbare ideaal van een eengezinswoning met achtertuin: via de vooroorlogse tuindorpen, modernistische groene stadswijken aan de stadsrand, kleinstedelijke groeikernen tot aan de suburbane Vinex-locaties. Hoewel de VINEX-ambitie versterking van de steden was, is het overheersende beeld ook hier toch vooral suburbaan wonen voor gezinnen.
Gezinnen in appartementen
De Nederlandse suburbane wooncultuur is internationaal gezien niet vanzelfsprekend. In mediterrane steden wonen gezinnen met kinderen in stadsappartementen. In de grote metropolen als Parijs, Berlijn en Londen is het gezinsvriendelijke (nieuwbouw)appartement veel meer ingebed in de wooncultuur. Dat betekent bijvoorbeeld dat ook op hoogte terrassen en tuinen te vinden zijn waar kinderen kunnen spelen, dat woningen op de verdiepingen verbonden zijn met de buitenruimte op maaiveld, dat galerijen breed zijn en dat de aangrenzende buitenruimte autovrij is. Gelukkig begint ook in Nederlandse steden door te dringen dat gezinswoningen in de stad meerwaarde bieden.
Een sterke sturing vooraf op woningtypen en -segmenten in plaats van een fixatie op woningaantallen helpt
We staan in Nederland voor een grote woningbouwopgave: het gaat om bijna 400.000 woningen tot 2030. De ambitie is om vooral binnenstedelijk te ontwikkelen. Dit vraagt ook om ‘gezinsvriendelijker ontwikkelen’, door structureel na te denken over de publieke ruimte, stedelijke woningtypen voor gezinnen en het duurzaam integreren van voorzieningen. Verdichten voor gezinnen vraagt om andere woningtypologieën: groter, met een extra kamer en extra bergruimte. Er is behoefte aan gezinsappartementen direct grenzend op of op maximaal twee lagen afstand tot de (collectieve) buitenruimte, zodat het contact tussen kind en ouder gewaarborgd is. Idealiter bouwen we woningen met een directe toegang tot de buitenruimte zoals een brede stoep, hoven of (dak)binnentuinen.
Onderzoek de betaalbaarheid
De hamvraag is: hoe krijgen we dit voor elkaar? Het begint met het onderschrijven van de ambitie door de ontwikkelende partijen – publiek en privaat – en vervolgens doordenken wat dit betekent voor het ruimtelijk-programmatisch concept. Een sterke sturing vooraf op woningtypen en -segmenten in plaats van een fixatie op woningaantallen helpt daarbij. Het loslaten van de strikte relatie woningtype – parkeernorm draagt eveneens bij. De betaalbaarheid zal verder onderzocht moeten worden door de inzet van bijvoorbeeld grondprijsinstrumenten, subsidies gericht op binnenstedelijke verdichting of specifieke woonproducten en het stimuleren van alternatieve ontwikkelvormen, zoals wooncoöperaties.
Ook de Rijksoverheid heeft hier belang bij: de binnenstedelijke woonopgave is alleen te realiseren bij hogere dichtheden, ook voor gezinnen. Het revitaliseren van de grote voorraad stedelijke gezinswoningen, zowel in de voor- als naoorlogse wijken, is daarnaast een vanzelfsprekendheid. Deze woningen staan al in wijken die destijds zijn ingericht als aantrekkelijke gezinswijk. Dit vraagt om een herwaardering van vooral de naoorlogse woonwijken.
De verdichtingsopgave biedt de kans om kritisch naar de openbare ruimte te kijken met ruimte voor kinderen én de behoeften van de ouders. Een buitenruimte die kinderen de autonomie biedt om zelf naar school of speeltuin te lopen of fietsen en die ruimhartig gericht is op bewegen, motorische ontwikkeling en sociale vaardigheden. Spelen met andere kinderen en andere ouders ontmoeten: dat doe je op de stoep.
Urhahn onderzocht hoe je een stad gezinsvriendelijk kan maken en legde de uitkomsten vast in de publicatie ‘Als steden gezinsvriendelijk zouden zijn…’ Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de Van Leer Foundation en is bedoeld als aanzet om het gedachtengoed van gezinsvriendelijke steden concreet vorm te geven.
Dit artikel verscheen op 14 november 2023 op gebiedsontwikkeling.nu.
Wil je meer weten over hoe jij mee kunt werken aan een gezinsvriendelijke stad?
Download ‘Als steden gezinsvriendelijk zouden zijn…’, of neem contact met op met onze experts Wendy van Kessel of Ad de Bont voor een werksessie waarin we gezamenlijk verkennen hoe we de gezinsvriendelijkheid in uw gemeente kunnen verbeteren.