Het Nederlandse gezin is zich aan het heroriënteren op de ideale gezinswoning op de ideale locatie. Met veel banen en een hoog voorzieningenniveau is de stad in trek bij veel gezinnen. De woningbouwcrisis leidt echter tot veel kleine woningen. Om te bouwen aan stedelijke gemeenschappen waar ook gezinnen hun plek kunnen vinden is een tegenbeweging nodig. Meer betaalbare woningen die geschikt zijn voor gezinnen zijn nodig. Met een aantal simpele ontwerpaanpassingen zijn woningen al geschikt voor gezinnen en kunnen er verrassend goede gebouwen ontstaan.
Te veel kleine woningen
De woningvraag is groot, er moeten de komende jaren duizenden woningen worden gebouwd. Veel daarvan dienen in de steden gebouwd te worden. Demografisch is er veel voor te zeggen om kleinere woningen voor starters, één- en tweepersoonshuishoudens en senioren te ontwikkelen. In combinatie met de (deels onterechte) aanname dat deze groepen vooral in de stad wonen en gezinnen juist in de buitenwijk, leidt dit tot het toevoegen van grote aantallen kleine appartementen en studio’s. Dit is de meest interessante businesscase waarmee het sociale segment realiseerbaar blijft, mede omdat de parkeernorm laag is. Iedereen blij, zo lijkt het: de gemeente behaalt relatief grote aantallen woningen en de corporatie en de ontwikkelaar hebben een haalbare business case.
In het artikel ‘De opkomst van de woonkazerne: steeds kleinere nieuwbouwwoningen’ NRC, d.d. 2 augustus 2023, wordt gesteld dat de omvang van de Amsterdamse nieuwbouwwoning in de afgelopen twintig jaar meer dan gehalveerd is. Was in 2003 de gemiddelde oppervlakte van een nieuwe woning in Amsterdam 120 m2, in 2022 was die nog maar 47 m2, aldus Haakma Wagenaar in het Jaarboek Architectuur in Nederland 2022-2023. Niet alleen in Amsterdam worden veel kleine en dure nieuwbouwwoningen gebouwd: van de iets meer dan 10.000 woningen die in 2022 werden opgeleverd in Rotterdam, Utrecht, Den Haag en de hoofdstad, was de helft kleiner dan 50m2.
Het rapport ‘De kwalitatieve woningvraag in 2030’ (EIB, oktober 2021) waarin onderzoek is gedaan naar de woningbouwplannen voor de periode tot 2030 bevestigt dat beeld. 80% van de geplande locaties is binnenstedelijk en 65% bestaat uit appartementen, terwijl de kwalitatieve woningvraag met name bestaat uit eengezinswoningen rondom de steden.
Suburbane kwaliteiten in een stedelijke context
Kleine woningen hebben vaak een corridorontsluiting, zijn eenzijdig georiënteerd en de plattegrond is veelal niet geschikt voor bewoning door meer dan één persoon. Met te veel kleine woningen bouwen we geen steden en stedelijke gemeenschappen. De gezinnen hebben sowieso het nakijken; het ontbreken van een betaalbaar alternatief drijft ze de stad uit. Woningen bouwen voor gezinnen betekent niet dat we meer grondgebonden woningen moeten bouwen in onze binnensteden. Het betekent dat we op een slimmere manier moeten omgaan met onze woningvoorraad en dat we woningen moeten bouwen met suburbane kwaliteiten in een stedelijke context.
Het suburbane woonideaal
Tot in de twintigste eeuw werd er in de steden gewoond in slechte hygiënische omstandigheden, met grote gezinnen in kleine woningen. De Woningwet en de Gezondheidswet uit 1901 maakten daar een einde aan. Met de introductie van de nieuwe wet werden woningcorporaties in het leven geroepen en kregen overheden middelen tot hun beschikking om de huisvesting voor gezinnen in Nederland te verbeteren. De overheid ging vanaf dat moment planmatig en doelmatig woningen bouwen. Gezinnen gingen in compacte stadswijken wonen met veel sociale woningbouw en met goede voorzieningen zoals scholen en speelplekken. Zeker na de Tweede Wereldoorlog kwam de ontwikkeling van de woningbouw in een stroomversnelling. Er moest snel gebouwd worden om de grote woningvraag op te kunnen vangen. Er werden nieuwe typen gezinswoningen ontwikkeld zoals de doorzonwoning en modernistische hoogbouwflats met appartementen in groene tuinsteden. Een belangrijke stap in het anti-stedelijke, suburbane ideaal van het Nederlandse gezin. Appartementen waren ruim en gesitueerd aan een galerij of portiek. De schaal werd steeds groter, van appartementen van enkele lagen in de jaren 50 tot megastructuren in de jaren 70. De sociale controle en sociale samenhang werd daarmee minder. De begane grond werd ingezet voor parkeerplekken en bergingen. De grote hoogte van veel woningen zorgde daarnaast voor een té grote afstand tot de groene omgeving; wel ruime appartementen, maar niet de gewenste directe zicht- of gehoorsafstand om de kinderen buiten te laten spelen. De brede speelstraat op niveau / galerij bleek een utopie te zijn. Stedelijke hoogbouw was voor gezinnen niet aantrekkelijk: te anoniem, te onveilig en te grootschalig. Nog los van de sociale problematiek in diverse wijken. En plotseling was er een alternatief. Door de toegenomen welvaart en ‘een auto voor iedereen’ kwam de betaalbare en bereikbare grondgebonden woning met tuin in de suburb voor iedereen binnen bereik.
Min of meer tegelijkertijd ontstond een tegenbeweging. Niet ieder gezin wilde de stad verlaten. Met de stadsvernieuwing werden oude wijken opgeknapt. De stad bleek een prima plek te zijn voor zowel de kinderen als de ouders. Ze woonden weliswaar vaak in kleinere woningen en hadden vaak nauwelijks eigen buitenruimte, maar de stedelijke context met werk nabij en goede buurtvoorzieningen compenseerden veel. De afgelopen decennia zijn veel woningen geschikt gemaakt voor gezinnen en zijn succesvolle projecten gerealiseerd voor deze doelgroep. De laatste jaren is er weer sprake van een kentering. Voor velen is de stad een aantrekkelijke plek om te wonen maar goede gezinswoningen midden in de stad worden nauwelijks gebouwd, zeker niet in het betaalbare segment.
De (ideale) gezinswoning
Gezinnen hebben extra wensen als het gaat om hun woning. Woninggrootte speelt een rol, maar ook de plattegrond, beschikbaarheid van buitenruimte en ligging aan de straat zijn van belang.
De woning: Size matters
Flexibele ruimte in de gezinswoning. Beeld: Urhahn.
Gezinnen hebben veel spullen, denk aan wandelwagens, speelgoed, fietsen in allerlei soorten en maten en boodschappen. Hun woning moet op een goede manier toegankelijk zijn en over voldoende opbergruimte beschikken. Daarnaast is het wenselijk om alle gezinsleden hun eigen plek te kunnen bieden in de woning. Meer maat en slimme plattegronden maken dat mogelijk.
Voldoende maat: ‘een kamertje extra’
Een gezinswoning kan compact worden vormgegeven zodat betaalbaarheid geborgd wordt, maar op een aantal punten moet er voldoende maat zijn. De gang is breed genoeg voor een kinderwagen. Er is ruimte voor opslag, op de begane grond of toegankelijk zonder de trap te hoeven nemen. De woning beschikt over voldoende opbergruimte en extra hoogte biedt ruimte voor een stapelbed, hoge kasten of een vliering. Rondslingerend speelgoed neemt immers veel ruimte in. Een hoog plafond vergroot daarnaast het gevoel van ruimtelijkheid en zorgt voor meer lichtinval. Meerdere verdiepingen is fijn, voor een gradatie in privacy, maar niet noodzakelijk. En, niet onbelangrijk, een gezinswoning heeft de beschikking over voldoende kamers zodat kinderen de beschikking hebben over een eigen plek.
Slimme plattegronden
Het gezin verandert door de jaren heen. Het jonge gezin leeft voornamelijk in de woonkamer en keuken. In een pubergezin trekken de kinderen zich meer terug op hun eigen kamers: flexibiliteit in indeling is gewenst. Een studeerkamer wordt een babykamer. Een logeerkamer wordt een werkkamer. Daar kan rekening mee worden gehouden bij het maken van een plattegrond. Kamers voor kinderen zijn klein, zodat er voldoende ruimte is voor het goed inrichten van de voornaamste leefruimtes. Door de leefruimtes zo in te richten dat kinderen (en later pubers) zich ook in de centrale leefruimtes kunnen terugtrekken zijn kleine kamers geoorloofd (zie het voorbeeld van ‘de adaptieve gezinswoning’ onder 3) ‘voldoende variatie’.
Op andere plekken is juist overmaat gewenst. Een nis in de woonkamer kan gebruikt worden voor de box, als speelhoek, studeerplek of biedt ruimte voor een logeerbed als opa of oma komt logeren. Overmaat bij de entree, aan de binnenzijde van de woning in de vorm van een brede gang of aan de buitenzijde van de woning in de vorm van een semi-private overgangszone, is nodig voor de wandelwagen, fietsjes en stepjes. Een ruim bemeten overloop is de perfecte plek om was te drogen.
In De Nieuwe Defensie gaan goede gezinswoningen en gestapeld wonen hand in hand. De gezinswoningen op de begane grond grenzen aan een collectieve binnentuin die geschikt is om in te spelen. Er is een goede overgang van privé naar openbaar. Foto: ANA Architecten.
2. Het woongebouw
Overgang privé naar publieke ruimte. Beeld: Urhahn.
Gedeelde voorzieningen in het bouwblok. Beeld: Urhahn.
De actieradius van het kind is beperkt. Van belang is de manier waarop de woning binnen het gebouw is gesitueerd, en hoe het gebouw de relatie aangaat met de omgeving. Een zorgvuldige organisatie van de plattegrond met de juiste functies op de juiste plekken zorgt voor ontmoeting op gebouwniveau, functionaliteit van de voorzieningen en voldoende sociale veiligheid.
Overmaat van logistieke ruimte
De logistieke ruimte is de overgang van privéruimte naar openbare ruimte. Deze ’tussenruimte’ kan functioneel ingezet worden door meer maat te nemen en hem niet alleen te zien als verkeersruimte maar ook als ontmoetingsruimte, speelplek en collectieve buitenruimte. Deze tussenruimte is afgesloten en overzichtelijk, en afgestemd op de woningplattegrond. Met voldoende zicht op de buitenruimte is het een veilige plek om buiten te spelen. Materialisering is cruciaal, dempende materialen voorkomen dat het geluid van spelende kinderen tot in alle huizen doordringt en voorkomt onnodige discussies met buren. Met de introductie van een tussenruimte kan de actieradius van kinderen geleidelijk aan groter worden naarmate ze ouder worden.
Buitenruimte, al dan niet op hoogte
Idealiter heeft de gezinswoning een eigen buitenruimte. De buitenruimte is afgesloten en veilig. De eigen buitenruimte is beperkt, waardoor er ruimte overblijft voor collectieve buitenruimte. Deze collectieve buitenruimte is idealiter gelegen op de begane grond voor voldoende zichtrelaties. Op de begane grond is er een directe toegang vanuit de woning of eigen buitenruimte, vanaf de verdieping wordt er een directe relatie gelegd met de galerij of de corridor. Wanneer er op de begane grond geen ruimte kan worden voorzien worden alternatieven op hoogte toegevoegd, zoals een collectieve daktuin. De collectieve buitenruimte is besloten en heeft een heldere begrenzing zodat voor kinderen duidelijk is tot waar ze mogen komen. Materialisering van de openbare ruimte kan daarbij helpen. Er wordt ruimte gereserveerd voor speelplekken om discussie over spelen in de buitenruimte te voorkomen.
Overgang privé naar (semi-)openbaar
De indeling van de woning is zorgvuldig afgestemd op de (privé) buitenruimte in en om het gebouw. Een goede verbinding zorgt ervoor dat ouders zicht hebben op hun buitenspelende kinderen, dat kinderen op jonge leeftijd zelf hun omgeving kunnen gaan verkennen en dat contact tussen bewoners (ouders en kinderen) laagdrempelig is.
Er is een overgang in de plattegrond zichtbaar van het meest private deel, zoals badkamer en slaapkamers, naar minder private delen zoals keuken en woonkamer. De eigen buitenruimte grenst idealiter direct aan de minst private delen van de woning, zoals de woonkamer en de keuken zodat er vanuit de woning direct contact is met de privé buitenruimte. Voor de collectieve buitenruimte is het belangrijk dat er voldoende zichtrelaties zijn.
Delen van voorzieningen
Collectieve voorzieningen zijn een toevoeging ten opzichte van de traditionele gezinswoningen. Te denken valt aan collectief parkeren (auto en fiets), deelauto’s, multifunctionele ontmoetingsruimte en een schuurtje voor gedeelde spullen zoals tuingereedschap of buitenspeelgoed. Collectieve fietsvoorzieningen houden rekening met de stalling van (elektrische) fietsen met kinderzitjes, bakfietsen en kinderfietsjes in alle soorten en maten.
Het delen van voorzieningen kan ervoor zorgen dat de woningen zelf compact en dus betaalbaar blijven. Gedeelde voorzieningen vraagt om onderling vertrouwen en meerdere gezinnen in hetzelfde complex.
In The Family in Delft is een glijbaan als speelelement toegevoegd aan de galerij. Het verhoogde speeldek zorgt voor een toegankelijke plek voor (kleine) kinderen om te spelen en functioneert zo ook als ontmoetingsplek voor de bewoners. Foto: ANA Architecten.
3. Voldoende variatie
Het ene gezin is het andere niet. Gezinnen zijn er in alle soorten en maten. Tweeoudergezinnen, alleenstaande vader of moeder, groot gezin, klein gezin, samengesteld gezin. Ieder gezin heeft zijn eigen specifieke wensen en financiële mogelijkheden. ‘De ideale gezinswoning’ is daarmee een utopie. Er is behoefte aan een variatie aan plattegronden.
Ana Architecten heeft in de studie Family Plan (in opdracht van BPD) onderzocht hoe de plattegronden van woningen geoptimaliseerd kunnen worden voor gezinnen. Met een slimme inrichting kan op een beperkt oppervlak toch voor een groot deel worden voorzien in de behoeften van gezinnen.
De wil om te bouwen voor het gezin
Niet alleen flexibiliteit in gebouwen is nodig om dit van de grond te krijgen, bouwen voor gezinnen in een stedelijke omgeving vraagt ook flexibiliteit van ontwikkelaars, grondeigenaren en gemeenten. Creatieve ontwikkelaars die durven om te denken komen met nieuwe oplossingen buiten de traditionele kaders. Een gezinswoning heeft doorgaans een hoge parkeernorm, wat moeilijk samengaat met bouwen in hoge dichtheid en betaalbaarheid. Flexibiliteit om anders om te gaan met parkeernormen is een belangrijk basisprincipe.
Goede plattegronden en geschikte woongebouwen is één, zorgen dat er daadwerkelijk gezinnen komen wonen is minstens zo belangrijk. De boodschap uitdragen dat plannen geschikt zijn voor gezinnen kan de alertheid van gezinnen op de mogelijkheid in de stad te blijven wonen vergroten. Mogelijkheden om toe te wijzen, zowel door corporaties als door ontwikkelaars zorgt ervaar dat de juiste doelgroep ook in de juiste woning terecht komt.
Dit artikel is geschreven in samenwerking met ANA Architecten en tot stand gekomen naar aanleiding van een rondetafelgesprek met architecten, ontwikkelaars, beleidsmedewerkers van gemeente en stichting Van Leer. Een verslag van het rondetafelgesprek is te lezen op gebiedsontwikkeling.nu via deze link.